Locatie: eerste verdieping van de OBA waar het ‘Paleis voor Volksvlijt 2056′plaatsvindt, dé locatie om te praten over de toekomst van Amsterdam.
Zef Hemel spreekt en reflecteert met studenten, collega’s, Amsterdammers en niet-Amsterdammers op deze plek over de groei van onze stad. Een groei naar een stad van ongeveer twee miljoen inwoners om precies te zijn.
Zef, nooit te beroerd om stevige uitspraken te doen en die te voorzien van cijfers omlijst met prachtige plaatjes, roept het al een tijdje. Of liever schreeuwt het van de daken: Amsterdam moet verdubbelen qua inwoneraantal. Waarom?
Tijdens het stadsdebat in de OBA kruiste hij als professor Urban and Regional Planning (Grootstedelijke vraagstukken, Wibaut Chair) de degens met Alexander Rinnooy Kan. De laatste in zijn hoedanigheid als universiteitshoogleraar Economie en Bedrijfskunde, met bijzondere aandacht voor veranderingsprocessen op micro- en macroniveau. Beiden zijn verbonden aan de UVA. Gespreksleider Bart Vink, zelf ook geen leek op dit terrein, draagt zorg voor een levendig debat. Naast de eerder genoemde heren komt ook Joris van Osselaer, D66 raadslid aan het woord.
De planoloog Hemel stelt dat we aan het begin van onze derde Gouden Eeuw staan en dat elke vorige Gouden Eeuw een verdubbeling van inwoners betekende. En enorme vooruitgang, niet alleen op economisch gebied maar zeker ook op sociaal-maatschappelijk en cultureel gebied. Momenteel is Amsterdam populair, populairder dan ooit zo toont Hemel aan met meerdere rankings. Bedrijven blijven zich hier vestigen, toeristen stromen in grote hordes de stad in en ook blijft de stad nieuwe bewoners trekken. Sterker nog: Amsterdam is dit jaar wederom koploper en voert de lijst van populaire steden om te wonen ongewijzigd aan!. Dit ondanks alle rumoer dat het te vol is en dat de leefbaarheid onder druk staat. Hemel is ervan overtuigd: Amsterdam moet groeien, of ze nu wil of niet en niemand kan deze groei eigenlijk beteugelen.
Rinnooy Kan, in essentie niet geheel oneens met Hemel maar in zijn rol als opponent, sputtert krachtig tegen. Moeten we dat wel willen? ‘Het merk Amsterdam’ moet zich beperken tot de menselijke maat. Om een goede schaalgrootte aan te houden, oppert hij dat de stad befietsbaar moet blijven. Ofwel je moet binnen afzienbare tijd van Oost naar West en van Noord naar Zuid kunnen komen. Per fiets welteverstaan, en dan doelt hij niet op een elektrische fiets.
Ook Rinnooy Kan komt met een ranking van PWC waar Amsterdam als vierde eindigt achter Londen, New York en Singapore. De stad scoort hoog op tal van aspecten maar heeft ook zeker nog wat uitdagingen indien ze tot de twee miljoen wil doorgroeien. Hij noemt de drie belangrijkste aandachtspunten uit het rapport waar Amsterdam stevig aan moet werken wil het echt ‘groot’ g: de mobiliteit, aantal hotelkamers en het ‘ondernemersgemak’. Het PWC rapport is onverholen kritisch over de infrastructuur en het openbaar vervoer, hier gemakshalve als mobiliteit samengevat. Termen als ‘duur’ en ‘klantonvriendelijk’ passeren de revue. Qua ‘ease of doing business’ vormen onder meer de beschermende arbeidscontracten een struikelblok. En meer hotelcapaciteit is een absolute must.
Willen we eigenlijk wel groter groeien? Kunnen we het ‘merk Amsterdam’ koesteren met haar identiteit van vandaag, vraagt Rinnooy Kan zich af. Voor mij als antropologe is dit niet één vraag maar zijn het er twee: kunnen we het ‘merk Amsterdam’ koesteren? En logischerwijs volgt dan de vraag ‘wat is het merk Amsterdam’?
Beginnende met het laatste en zonder te pretenderen volledig en al zeker niet academisch te zijn, luidt mijn antwoord: alles en iedereen wat zichzelf verkoopt of kan verkopen als Amsterdam. Zandvoort noemt zich sinds kort ‘beach of Amsterdam’ maar Noordwijk doet dit al zeker twintig jaar en haalt zo grootschalige internationale congressen binnen. Ofwel, Noordwijk maakt handig gebruik van de populariteit van Amsterdam, terwijl ze haar eigen identiteit niet verloochent. Diemen prijst zich de hemel te rijk met een ‘020’ netnummer want dan lijkt ze Amsterdams, goed voor het zakendoen. En ben nu eerlijk, ook dat is nog te befietsen.
De tweede vraag betreft de identiteit: kan Amsterdam haar huidige identiteit behouden? Ten dele, zou ik zeggen. Identiteit is iets dat niet gemakkelijk is te veranderen. Echter door tal van veranderingen bijvoorbeeld in de openbare ruimte, qua infrastructuur en niet op de laatste plaats door gebruikers waaronder bewoners, kan de identiteit veranderen. Dit gaat geleidelijk en zeer beperkt waarbij de kern blijft: de stad is rebels, eigenzinnig en soms tegendraads. Later, in een ander bericht, hierover meer want dit is niet zo eenvoudig of eenduidig te beantwoorden.
D66-raadslid Joris van Osselaer vraagt zich af wat de huidige Amsterdammer heeft aan zo’n grote groei. Laten we voorop stellen dat hij niet tegen is en vooral het debat, doel van deze avond om ieders ideeën en meningen op te halen, wil entameren. Dat lukt goed. Zijn stelling roept de meeste reacties op. Hier tekenen zich de voor- en tegenstanders van de groei echt goed af. Van Osselaer reflecteert hardop en vraagt zich af of de huidige Amsterdammer wel op groei zit te wachten, is hij niet beter af met een status quo? Hij geeft geen antwoorden maar wil horen wat de aanwezigen vinden en waarom ze het vinden, waar mogelijkheden en waar pijnpunten liggen.
Een boeiende avond waar een open debat werd gevoerd over het al dan niet uitgroeien van Amsterdam tot twee miljoen inwoners. De vraag of we het moeten willen of niet is (nog) niet beantwoord…
En om met Shakespeare af te sluiten: What is the city but the people?
Comments are closed.