Het is altijd interessant in het buitenland de bus te nemen. Waarom? Omdat dit heel goed weergeeft hoe de ‘normale’ man of vrouw zich van A naar B begeeft. ‘Normaal’ in de zin van degenen die zich (nog) niet een auto kunnen permitteren en daarom aangewezen zijn op het openbaar vervoer. Want juist in ontwikkelende landen is het reizen in een eigen auto een duidelijk teken van dat je het goed hebt en boven een bepaalde klasse uitstijgt. Het geeft aan dat je ‘geslaagd’ bent. Althans in Indonesië heb ik me laten vertellen. Dus hoe krom je er ook voor moet liggen, een auto is belangrijk voor je maatschappelijk aanzien.
Vandaar dat ik altijd een ritje met de bus maak. Want het geeft mij snel inzicht in bepaalde zaken. Zoals bijvoorbeeld omgangsvormen. Mijn ervaringen van afgelopen zomer in Bandung (Indonesië) en Ierland zijn hier een voorbeeld van.
Op zaterdag na kantoor – ja in Indonesië wordt ook op zaterdag gewerkt, tot twee uur in de middag zelfs, nam ik de bus naar het centrum van Bandung. De bus zat vol met vooral dames, een enkele man en wat scholieren die allemaal de stad in gingen. Geen zitplaats was meer vrij. Gelukkig kon ik er nog net een bemachtigen hetgeen prettig was gezien de rugpijn waar ik mee kampte (zie het bericht van 25 juli).
Na enkele haltes stegen een man en diens vrouw in. De man zwaar gehandicapt, volgens mij leed hij aan lepra. Ik wist niet eens dat dat nog bestond, maar helaas. De man sleepte zich ‘en quatre pattes’ op handen en voeten door het middenpad naar een lege plek midden in de bus. Het duurde even voordat het tot me doordrong, zo verbouwereerd was ik bij deze aanblik. Ik wilde net opstaan toen een van mijn collega’s me voor was. De rest van de passagiers in de bus leek zich niet om het lot van de man te bekommeren. Blijkbaar was het normaal dat iemand zich zo moest voortbewegen. Ik was gechoqueerd vooral omdat blijkbaar niemand zich ook maar genoodzaakt voelde de man een zitplaat aan te bieden. Er rust nog altijd een groot stigma op mensen met lepra. Vreselijk.
De rest van de reis verliep zonder noemenswaardige incidenten. Men keek met enige regelmaat naar mij omdat ik een ‘exotische’ uitzondering was: niet gekleed in een Indisch gewaad en ongesluierd. Er werd volop gekwebbeld maar niet te luidruchtig noch is er keiharde muziek op iemands hoofd waar je vrijelijk van mee mag genieten. De buschauffeur behulpzaam voor zover hij kon bij gebrek aan kennis van het Engels.
Terug in Europa nam ik de air-coach van Dublin naar Cork en vice versa en besef je dat je weer in Europa bent. Een van de medepassagiers zit de hele weg luid te bellen en haar gesprekken zijn letterlijk te volgen. Dit is volgens mij een typisch Westers verschijnsel wat je ook in Nederland tegenkomt. Of in bus van Nice airport naar Cannes.
De Ierse buschauffeur van de air-coach is niet zo aardig als de man van de plaatselijke bus company maar ja die vervoert waarschijnlijk vaak mensen uit de buurt en dan krijg je wellicht toch iets van een band. Alhoewel, dat zie ik in Amsterdam ook nauwelijks dus dit is een assumptie. Daar was ik recent getuige van.
Ik vroeg de buschauffeur waar ik er uit moest en kreeg een snauw. Bovendien reed hij door op hermoment dat ik het hem vroeg terwijl ik bleek over te moeten stappen. Vier haltes verder kon ik er pas uit. En dit nadat een collega van hem die geen dienst had me adviseerde. De chauffeur bleek al wat reprimandes op zijn naam te hebben, zo vertrouwde zijn collega incognito, maar dat was klaarblijkelijk geen reden m zijn gedrag aan te passen.
Een andere overeenkomst met Amsterdam is wel dat niemand voor je opstaat. Natuurlijk heb ik niet de leeftijd noch de conditie waarvoor dat al nodig is. Ik weet echter uit een recent verleden toen ik zelf met krukken door het leven ging, dat je mensen moet vragen of ze voor je kunnen opstaan. Blijf dat een apart verschijnsel vinden en ook wel een kwestie van hufterig gedrag. Niet dat men bewust blijft zitten, het zit simpelweg niet meer in het empatisch vermogen van de gemiddelde Amsterdamse bewoner. Dat is eigenlijk dus nog erger.
Naast het busvervoer, het middel voor minder welgestelden om zich te verplaatsen, hebben we ook de taxi. Hierover kan ik kort zijn. In Bandung waren de chauffeurs correct en aardig. Ze deden hun uiterste best om wat Engels te spreken. Ik had niet het idee dat ze om reden om meer te verdienen. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat de taxi vaak besteld waren door mijn klanten. En omdat het E-taxi’s waren, ook al vooraf betaald. Dan ga je als chauffeur natuurlijk ook geen extra kilometers maken. Maar ook de niet vooraf betaalde waren prima.
In Dublin en Cork waren de chauffeurs subliem. Gratis en voor niets krijg je gratis toeristische tips bij de rit. Trots als ze zijn op hun stad. Een aardig praatje, een prettige rit. Niets mis mee. Nee, dan weer terug in Amsterdam. Daar is een taxiritje net Russisch roulette. Het begint er mee dat je hoopt dat je een normale chauffeur treft. Die niet tijdens de rit op zijn telefoon bezig is. De weg naar mijn huis is zelden of nooit bekend. Al sinds jaar en dag neem ik geen taxi meer op het station omdat het rapaille daar van een allooi is dat ik liever vermijd na prettige ervaringen elders. Bij terugkomst in Nederland heb ik het toch maar weer eens geprobeerd. En eerlijk is eerlijk, ik trof een bijzonder aardige en voorkomende chauffeur aan. Was dit de uitzondering op de regel, of gloort er een verbetering aan het Amsterdamse taxifront?
Valt er een conclusie te trekken uit mijn ervaringen op openbaar vervoer gebied?
Niet echt maar wel dat we als Nederlanders niet tot de meest gastvrije passagiers of OV-medewerkers behoren. Wellicht zegt dit iets over ‘lands aard?
Comments are closed.