In 2020 startte ik mijn Master Ethiek aan DCU (Dublin City University). Daarvoor heb ik een aantal essays geschreven. Sommigen wil ik publiceren, anderen wil ik beschikbaar stellen op mijn eigen website. Via mijn blogs zal ik daarvoor aandacht vragen. Tevens geef ik met een abstract kort weer waar het essay over handelt.
Dit eerste essay handelt over vrouwelijk leiderschap in Nederlandse hotelindustrie. Het is een onderwerp dat me na aan het hart is. Ik heb indertijd mijn carrière in de hotelindustrie opgegeven omdat ik moeite had met de toen heersende ongelijkheid. Tussen man/vrouw – directie/ operatie – ‘Nederlanders’/migranten, ed. Zelf zat ik aan de ‘goede’ kant: jonge vrouw, directiefunctie, snel carrièrepad. Maar dit knaagde juist. Deze ongelijkheid gecombineerd met de berichtgeving over de positie van de vrouw in 2020, inspireerde een studie te doen naar de posities van vrouwen aan de top van de Nederlandse Hotelindustrie.
zo kopte een Nederlands dagblad in op Internationale vrouwendag in maart 2020. Wat een schokkende ervaring. Dit was ruimschoots voordat het gender quotum werd aangenomen in 2022. Het schets een onthutsend beeld over de stand van zaken in de top van het Nederlands bedrijfsleven.
Waarom schokkend? Nu dat er meer mannen zijn die Peter heten dan vrouwen in de top zou iets kunnen zeggen over hoeveel mannen er wel niet ‘Peter’ heten. Heel veel. Maar dat is niet het geval. Het getal dat bij dit bericht hoorde was vijf. Vijf mannen in de top van het Nederlandse bedrijfsleven met de naam ‘Peter’. En dus minder dan vijf vrouwen in de top van het bedrijfsleven. Dat is het onthutsende.
Het essay heb ik gepubliceerd op mijn publicatie pagina. Het geeft een beschouwende ethische blik over wel of geen vrouwen aan de top van de Nederlandse hotelindustrie. Dit essay was een voorstudie van het later gepubliceerde artikel in het blad ‘Journal of Hospitality and Tourism Insights‘, geschreven met studente Diane Lereculey-Péran en docent David Brannon. Hieronder het abstract voor wie alleen de essentie wilt lezen.
Mijn laatste blog dateert van een hele tijd geleden. Er daarin trok ik de conclusie dat ik mijn zelfbeeld – van redelijk weldenkend mens – wellicht moest bijstellen. Nu is het natuurlijk nooit ongezond om je eigen kunnen kritisch te beschouwen. En het is volgens mij helemaal weldenkend om jezelf niet al te serieus te nemen. Al is het alleen maar om met een zekere lichtheid en zelfspot het leven tegemoet te kunnen treden. En dit geldt misschien nog wel meer als je ethiek studeert.
Toch is er vandaag reden om eens stil te staan bij mijn denken. Het was Descartes die ooit zei: ik denk dus ik ben (cogito, ergo sum). Wat betekent denken? Hoe essentieel of zelfs existentieel is denken?
Voor Socrates was het essentieel. Het vormde zijn bestaansrecht. Het bevragen, proberen te doorgronden , en weer doorvragen, staat vandaag de dag nog steeds bekend als het Socratisch Gesprek. Het helpt om te onderzoeken wat we denken en waarom we dit denken. Socrates, maar ook Plato en Aristoteles, de klassieke filosofen op wiens schouders velen hebben gestaan, wakkerden zo bij mij de interesse in de filosofie aan.
Socrates met zijn manier van bevragen en onderzoeken, Aristoteles met zijn deugdenethiek. En Epicurus die bekend staat als de filosoof van het genot en vriendschap, als een hedonist… maar ook van het eenvoudige leven.
Read more