De Covid pandemie confronteerde ons voor het eerst met serieuze, ethische prioritering dilemma’s op het gebied van prioritering. Wie mag er wel het ziekenhuis in, wie niet? Wie moet voorrang krijgen, wie kan of moet wachten? Zo ver is het gelukkig niet gekomen. Althans in Nederland. Het was wel kantje boord, het ging maar net goed.
Hadden we dit kunnen zien aankomen? En wat is dan ‘dit’? De pandemie of het prioriteitsvraagstuk? Het antwoord op beide vragen is even helder als pijnijk. Beide hadden we kunnen zien aankomen Sterker nog, beiden waren voorspeld. Al lang van tevoren.
Pandemieën zijn van alle tijden. Het is een terugkerend verschijnsel. Een van de oudst bekende is de pest van Justinianus of Justiniaanse pest (541-549 AD). Maar sindsdien zijn er vele te noemen. Wat wel nieuw is, is de verspreidingssnelheid. Dit heeft alles te maken met de globalisering. Mensen reizen meer dan voorheen. Vaker en verder. En komen zo sneller met anderen in aanraking waardoor ze ook eerder bacteriën en virussen kunnen meedragen. Mijn essay gaat echter niet over pandemieën maar over prioritering.
Ga rechtstreeks naar mijn essay, of kijk op mijn publicatiepagina, of lees eerst dit bericht verder.
Read moreIn September 2016 begon ik op de hotelschool als lector Hospitality, Happiness & Care. Als een echte antropologe of beter nog als een echte etnograaf, startte ik dag een op krukken. Gerepatrouilleerd uit Frankrijk , op de eerste dag van mijn vakantie doordat ik geen stap meer kon verzetten en verging van de pijn. Moeilijk op een wandelvakantie waarbij je door de bergen van Frankrijk naar Italie wilt lopen. Op krukken dus en gehaald en gebracht met een taxi bracht ik mijn wittebroodsweken op de hotelschool door. Het ziekenhuis met enige regelmaat bezoekend want het was volstrekt onduidelijk wat ik had (een Franse orthopeed constateerde een goedaardige tumor, in het OLVG fronsten ze de wenkbrauwen, maakten foto’s, gaven mee een omgekeerde Darco, een soort hulpschoen, en na een paar weken was de pijn weg. Diagnose onbekend. Een jaar later, werkend in Bandung, Indonesie, moest ik helaas weer naar het ziekenhuis. Nu vanwege een pijnlijke rug. Een uitgebreid relaas is terug te vinden op mijn blog van 25 juli 2017. En dit jaar was het weer zo ver, nu een gezondheidsakkefietje in Nederland. Op mijn blog van 23 maart vertelde ik over mijn eerste schreden op deze laatste patientenreis, in jargon ‘de patient-journey’.
Nu beschouw ik mezelf als een gezond persoon. En redelijk weldenkend. Wellicht is het tijd dat ik beide denkbeelden ga bijstellen. Al is het alleen maar omdat ik als gepromoveerd etnograaf van mening ben dat veldonderzoek deels kan bestaan uit participerend onderzoek maar dat dat beslist geen ‘must’ is. Inmiddels kan ik stellen dat in nog geen twee jaar drie sessies ziekenhuisbezoek toch echt te veel participatie is! Nu het feit zich dan toch voordoet, maak ik van de nood maar een deugd en probeer te kijken met en door andere ogen: wat gaat goed, wat kan beter. Het hoe is van latere zorg.
Een collega van me kwam met de volgende uitspraak: “degenen zonder visitekaartje zijn vaak het visitekaartje!”, briljante uitspraak, met dank aan Caroline S. Dit geldt ook vaak voor vrijwilligers. Denk aan de talloze vrijwilligers in ziekenhuizen, musea, steden, die anderen wegwijs maken. Of helpen met hun vragen; vrijwilligers zonder visitekaartje. En de vele ouders die langs het sportveld staan; in het clubhuis; of met hun auto van hot naar her rijden zijn hier ook een voorbeeld van. En alle anderen die zich inzetten voor een stichting of verenigingsleven. Of het nu een goede doelen stichting betreft, een gezelligheids- of beroepsvereniging dan wel een politieke partij. We kunnen niet zonder de vele vrijwilligers die zoveel onbetaald werk verzetten. Toch lijkt het dat we vaak voorbij gaan aan de waarde van vrijwilligerswerk. Vanuit het oogpunt van de organisatie waarvoor het werk wordt verricht als vanuit het perspectief van de vrijwilliger zelf.
De laatste week of dag van het jaar kunnen we altijd tal van terugblikken lezen: lijstjes met bijzondere mensen die overleden, meest ingrijpende gebeurtenissen die plaatsvonden, de opvallendste uitspraken, en ga zo maar door. Überhaupt zijn wij Hollanders een volk dat dol is op lijstjes. We produceren er dan ook vele van, niet alleen aan het einde van het jaar: de beste scholen, de beste gezondheidszorg, de beste politici. Het lijkt er steeds meer op of het onze nationale hobby is die ons verbindt. Immers het zijn lijstjes gebaseerd op objectieve cijfers en de vergelijkingen die hierin worden getrokken zijn daarom dus ‘waar’.
Het meest indrukwekkende lijstje dit jaar vond ik toch wel het lijstje dat aangeeft hoe goed we ‘t doen t.o.v. de rest van de wereld (zie hierboven van Gijs Weenink). Als je dit overzicht leest, vraag je je af wat maakt dat we ook zo dol zijn op onze andere nationale hobby, klagen? Ook in galspugerij zijn we goed: we klagen steen en been over de meest uiteenlopende dingen, van futiliteiten tot (gelukkig) ook werkelijk belangrijke zaken. En dit steeds vaker in niet mis te verstane bewoordingen en in en op talloze media.
Wat mij naast de lijstjes – waarvan ik overigens het nut veelal ten zeerste betwijfel behalve dat ze een relatieve positie aangeven t.o.v. anderen die op de lijstjes prijken – het meest verwondert is ook de toon waarop we elkaar tegemoet treden. Gematigdheid, de mogelijkheid tot het vinden wat ons verbindt i.p.v. wat ons scheidt, relativering en vooral ook het in staat zijn of willen zijn te bedenken wat de eigen rol is in veel van deze klagerijen lijkt ten enen male te ontbreken. Die houding, weinig tot geen zelfkritiek en zelfspot, maakt dat futiliteiten worden uitvergroot tot immense proporties. Het maakt dat we wissewasjes niet in de kiem smoren maar laten uitgroeien tot gigantische problemen. En dat we schelden en tieren over wat de ander ons allemaal niet aandoet. Pff, hoe ingewikkeld kan je het leven maken, vraag ik me vaak af.
Sinds begin september 2016 ben ik Lector (Professor) Hospitality, Happiness & Care aan de Hotelschool The Hague. Mijn onderzoek concentreert zich op hoe gastvrij denken en handelen organisaties economisch en sociaal-maatschappelijk beter laat renderen. Ofwel hoe maak je consumenten, cliënten, patiënten alsook medewerkers, kortom een breed palet aan stakeholders gelukkiger met behulp van hospitality denken en doen. Mijn onderzoek zal in het teken staan van de huidige maatschappelijke ontwikkeling van een belevenis economie naar een betekenis economie waar het belang van relaties en waarde-toevoeging essentieel zijn.
Niet voor niets staan deze drie kernbegrippen Hospitality, Happiness & Care centraal. Een beknopte verkenning.